Emo is vermoedelijk omstreeks 1175 geboren bij Westeremden in Frisia beoosten de Lauwers, de huidige provincie Groningen. Hij is een jongere zoon uit een hoofdelingen familie en gaat naar de kloosterschool van Feldwerd. Samen met zijn broer Addo, die later pastoor wordt in Westeremden, studeert Emo artes liberales in Orléans, theologie in Parijs en kerkelijk en burgerlijk recht in Oxford. Zijn opvolger abt Menko noemt Emo de meest geleerde man van heel Frisia.
Emo is een korte periode schoolmeester in Westeremden, waarna hij pastoor wordt in Huizinge. Hij voelt zich aangetrokken tot het kloosterleven en belooft het zieltogende kloostertje van zijn kinderloze en lastige neef Emo van Romerswerf tot bloei te brengen. In 1211 krijgt dit Nijeklooster de eigen kerk van Wierum geschonken door de meerderheid van de kerkpatroons. Ernestus, een lokale potentaat, is het daar niet mee eens en wordt door de bisschop van Munster in het gelijk gesteld. Abt Emo reist midden in de winter naar Rome. Hij trotseert besneeuwde bergpassen en aanvallen van wilde dieren. Op 19 januari 1212 bereikt hij uitgeput Rome. Paus en curie spreken tenslotte recht, verwerpen de aanspraken van de bisschop en herstellen Emo in zijn waardigheid.
Het klooster van Wierum, dat men later Wittewierum noemt vanwege de witte pijen van de Prémonstratenzer monniken, wordt na Aduard het belangrijkste klooster in Frisia beoosten de Lauwers. In 1237 overlijdt Emo, hij wordt begraven in de kapittelzaal van het klooster van Wittewierum.
Emo schrijft de kroniek ‘Floridus Hortus’ (Bloemhof), die aangevuld wordt met aantekeningen van zijn opvolger abt Menko. Dit handschrift, dat op wonderbaarlijke wijze acht eeuwen overleeft, vormt de basis van de historische roman Emo’s Labyrint.