De Fokkema Heerd is ‘thuis’ voor boer Pieter en zijn vrouw Sien. Ze hebben twee zonen, Tebbe en Lodewijk. De jongens zijn volkomen verschillend. Tebbe is serieus en toegewijd en helpt zijn vader op de boerderij. Lodewijk is een flierefluiter, ziet alleen de zon en het gemak en presteert hoogstens op de tennisbaan. Tebbe haalt zijn schouders op over het gedrag van zijn broer. Hij rekent er helemaal op dat hij als oudste zoon, zoals de traditie het wil op het Groningse land, de boerderij erft. Tebbe volgt daarom de hogere landbouwschool. Hij ziet dat zijn vader Lodewijk schromelijk verwent, maar vindt dat wel begrijpelijk: Lodewijk grijpt straks overal naast.
De jongens hebben verkering met de zusjes Ada en Emma Tilma. Als Emma zwanger is van Lodewijk en de knaap een baan moet gaan zoeken, vindt vader Pieter dat Lodewijk maar op de boerderij moet komen. Daar is Tebbe faliekant tegen: Lodewijk heeft er nog nooit wat uitgevoerd. Als compromis stelt Tebbe voor dat Lodewijk zelf een klein boetrderijtje begint, met kapitaal van thuis en met hulp van Tebbe. Dan komt het hoge woord eruit: Tebbe is geen zoon van Pieter. Het is een ‘voorkind’. Tebbe zal dus niet erven, alles gaat naar Lodewijk. Tebbes wereld stort in, terwijl Lodewijk het een goede mop vindt. Maar terwijl Tebbe zich met Ada langzaam van onderaf opwerkt, stort Lodewijk zijn vrouw en ouders langzaam in het ongeluk…
Dit boek is ook uitgebracht als het eerste deel in de “Emma trilogie“. Klik hier voor een beschrijving.